Zaterdag 24 december

Niemand is meer bang 

Het was nacht. Het was in Betlehem. Daar woonde een herbergier die niet aardig was.
En nog één. En nog één die al helemaal niet aardig was.
Want toen Jozef en Maria in Betlehem kwamen, was er in geen enkele herberg plaats voor hen. Ook al stond Maria op het punt een kindje te krijgen. Dat het een kind van hogerhand zou zijn, dat kon al die herbergiers niks schelen.
Ze wisten niet eens wat een kind van hogerhand was. Maria en Jozef eigenlijk ook niet. Maar ze wisten wel dat dit kind een mooi mens zou worden dat de wereld mooier zou maken.
Het was koud. Jozef en Maria waren bang dat ze de nacht in de kou zouden doorbrengen. Waar moesten ze heen? Gelukkig wist iemand een stal waar ze die nacht mochten slapen.
Die nacht kreeg Maria haar kindje. Jozef legde het in een kribbe met veel stro en warme doeken. Maar het was er zo koud. De os en de ezel in de stal waren bang dat het niet goed zou gaan met het kindje.
De wijzen uit het Oosten kwamen binnen. Ze waren de ster achterna gereisd die over het kind had verteld. Ze zagen het kind en waren bang dat het ziek zou worden door de luizen en de vlooien in de stal.
De herdertjes kwamen binnen. Ze waren bang voor wat het kind zou kunnen gebeuren. Ze vreesden dat er later wolven en beren op zijn weg zouden komen. Die waren weliswaar nooit op hun schapen afgekomen, maar bij dit kind... je wist maar nooit.
Toen kwam er een engel en dat was maar goed ook. Hij zei: 'Kijk eens in de kribbe. Daar ligt een ster. De liefste en helderste ster die ooit verschenen is. Ongelofelijk toch? Allemaal van hogerhand. Als de goede Schepper zo'n kind kon maken, zal Hij er toch ook wel voor zorgen dat alles goed komt?'
Iedereen begon te lachen. De engel ook. Elke engel weet immers: als je op die ene ster in de kribbe let, hoef je niet bang te zijn.
terug